Inzicht in parasitaire infecties is belangrijk om de juiste maatregelen te kunnen nemen
Infecties met maagdarmwormen en leverbot worden mede beïnvloed door regen en de temperatuur. Op longworminfecties heeft het weer juist geeninvloed. Jonge longwormlarven worden op het land gebracht door zogenaamde dragerkoeien, die de infectie in de winter met zich meegedragen hebben. Ze komen voor op liefst 80% van de melkveebedrijven. Op het land ontwikkelen de longwormlarven zich tot besmettelijke larven die het vee infecteren. Kalveren en pinken die voor de eerste keer weidegang krijgen, besmetten zich met longwormen als ze op grasland komen waar in hetzelfde jaar ook andere runderen hebben gelopen. Besmetting met maagdarmwormen wordt met name overgebracht via weiden waar in voorgaande of hetzelfde jaar ook ouder jongvee of volwassen runderen hebben gelopen. De larven van beide type wormen leven op het gras en ontwikkelen zich in het rund tot volwassen wormen, die wormeieren of longwormlarven uitscheiden. Met de mest komen deze eieren weer op grasland, alwaar zij voor een (her)besmetting kunnen zorgen.
Hoesten in de weideperiode is het belangrijkste signaal voor een longworminfectie. Ook een daling van de productie en/of vermagering kan optreden.
Dieren kunnen worden besmet door de opname van infectieuze larven in het weidegras. Deze zijn afkomstig van dragers die soms grote aantallen larven uitscheiden via de mest. Vooral land waar dieren die voor het tweede jaar worden geweid, is gevaarlijk. Als een dier wordt besmet, maakt deze larve een trektocht door het lichaam en komt uiteindelijk in de longen terecht, zodat er pas na zeven - tien dagen de eerste verschijnselen optreden (hoesten, benauwdheid). In de longen worden de longworm-larven volwassen en gaan eieren met infectieuze larven produceren, die worden opgehoest, doorgeslikt en met de mest uitgescheiden (drie-vier weken na de eerste opname van larven). Het duurt dan nog drie-vier weken voordat de larven op het land werkelijk infectieus zijn. Tegen longworm wordt immuniteit opgebouwd, de grootste problemen doen zich voor in het eerste weideseizoen. De infectiedruk bouwt zich tijdens het seizoen steeds verder op, zodat vanaf juli klinische verschijnselen zichtbaar kunnen worden. Longworminfecties komen vooral voor bij runderen met weidegang (in een enkel geval ook bij zomerstalvoedering met vers gras). Een besmetting kan in tankmelkonderzoek bevestigd worden. Bij individuele dieren bestaat de mogelijkheid om bloed en/of mest te onderzoeken.
Preventieve maatregelen:
In geval van klinische klachten bij jongvee adviseren we altijd om te behandelen met breed spectrum wormmiddelen, zoals o.a. Noromectin. Longwormen zijn over het algemeen goed gevoelig voor de meeste van deze producten. Let op: melkgevende dieren kunt u alleen met Cydectin of (Nor)Eprinex behandelen (dit zijn de enige middelen met een wachttijd nul dagen voor de melk). Behandel hierbij, vanwege resistentie-ontwikkeling, niet de gehele koppel, maar in ieder geval wel de hoestende dieren!
De belangrijkste symptomen zijn hoesten tijdens de weideperiode mogelijk in combinatie met productiedaling.
Wanneer de dieren tijdens de opfokperiode geen weidegang hebben gehad is het risico op een infectie groter.
Bevestiging van de diagnose kan met behulp van tankmelkonderzoek op afweerstoffen. Bij individuele dieren kan er mestonderzoek gedaan worden of bloedonderzoek.
Aangezien de infectie zich eerst in de weide moet opbouwen, ontstaan de zichtbare klachten meestal pas in juli en augustus.
De schade van een uitbraak valt te beperken door zo snel mogelijk met een wormmiddel te behandelen.
Na behandeling kan het hoesten nog een aantal weken aanhouden. Wanneer de juiste middelen worden gebruikt is opstallen overbodig.
Steeds meer bedrijven lopen risico op een leverbotinfectie en daaropvolgende schade, omdat het waterpeil in Nederland stijgt. Leverbot wint steeds meer terrein, ook in gebieden waar het voorheen nooit voorkwam. Ruw geschat blijkt een derde van de rundveebedrijven risico te lopen op een besmetting met leverbot. Een leverbotinfectiekost een bedrijf met 60 melkkoeien tussen de euro 4000,- en euro 6500,- per jaar. Door de leverbotinfectie vermindert bovendien de weerstand. Dit maakt de dieren vatbaarder voor een infectie met bijvoorbeeld Salmonella Dublin. Andersom geldt: een succesvolle bestrijding van Salmonella is alleen mogelijk in combinatie met de aanpak van Leverbot.
Bij het rund leidt leverbot in het algemeen niet tot een acute infectie (in tegenstelling tot het schaap). De symptomen bij het rund zijn weinig specifiek en bestaan onder andere uit te vroeg afkalven, verminderde vruchtbaarheid, verminderde productie en groeivertraging bij het jongvee.
Volwassen leverbotten leven in galgangen in de lever, en produceren eieren die met de mest worden uitgescheiden. Uit de eieren komen larven die zich indringen in slakjes op het weiland. Deze slak leeft op plaatsen waar het gedurende het gehele jaar vochtig is. In de slak ontwikkelen de larven zich verder en planten ze zich voort. Uiteindelijk verlaten de larven de slakjes na twee-drie maanden en vanaf dan zijn de larven (nu cystes genoemd) besmettelijk voor de gastheer.
Deze ontwikkeling van leverbot is afhankelijk van de buitentemperatuur. Van april tot november is de ontwikkeling van eieren tot infectieuze cysten mogelijk, en hierdoor vindt de grootste besmetting met cystes plaats vanaf augustus. Besmettelijke cystes die eenmaal zijn ontwikkeld blijven ook tijdens de winter infectieus.
Lichte maagdarmworminfecties zijn amper te zien. Pas wanneer dieren een ernstiger besmetting bij zich dragen, zijn een dof haarkleed, vermageringen een tegenvallende productie de signalen die horen bij een maagdarmworminfectie. Maar dan is het al te laat en is de schade inmiddels groot. Wormbesmettingen kunnen liters melk per dag kosten. Op 10 tot 20% van de melkveebedrijven in Nederland veroorzaken maagdarmworminfecties serieuze schade bij het volwassen melkvee. Het gevolg hiervan is een verminderde productie, die bij een ernstige besmetting kan oplopen tot een verlies van één tot anderhalve liter melk per koe per dag.
Na het eerste weideseizoen kunnen dieren in het bloed getest worden op antistoffen tegen longwormen/leverbot of maagdarmwormen. Dieren die hun eerste weideseizoen hebben meegemaakt zijn door middel van hun eventueel aanwezige antistoffen het representatiefst voor de aanwezigheid van een weidebesmetting.
Eventueel kan pepsinogeen bepaling extra duidelijkheid geven over de grootte van een maagdarmworminfectie.
Monitoring kan ook plaats vinden door gericht tankmelk onderzoek, hierbij word gekeken naar de aanwezigheid van de antistoffen in het gehele melkgevende koppel. In het tankmelk abonnement word drie maal per jaar gekeken naar deze antistoffen, wat een trend van besmetting weer geeft.
In de mest kan tijdens het weideseizoen of bij opstallen ook een infectie met longwormen of maagdarmwormen bevestig worden. Deze mest kan bij ons op de praktijk bekeken worden.
Het aantonen van een leverbotinfectie kan ook in de mest, maar deze test word pas echt duidelijk wanneer de leverbotten volwassen zijn in de lever. Dit is normaal pas midden in de winter en wij adviseren dan ook om eventueel in Januari mest te laten onderzoeken.
Extra informatie over worminfecties, weidemanagement en ontwormstrategieën zijn te vinden op parasietenwijzer.
Menu
Cookies helpen ons jou de beste gebruikservaring te bieden. Lees meer.
Onze website maakt gebruik van cookies om jou van andere gebruikers op de website te onderscheiden. Hiermee kunnen we jou een goede gebruikservaring op de website bieden en deze blijven optimaliseren. Bekijk ons cookiebeleid.
We gebruiken drie verschillende cookietypes op onze website. Je voorkeur kan je hieronder aangeven.
Deze cookies zijn nodig om de website te laten werken. Zij worden altijd geplaatst.