Mastitis

Mastitis kan veel ongemak veroorzaken bij uw koeien en veel werk voor u

Mastitis is een ontsteking van het uierweefsel en komt bij veel diersoorten voor. Meestal wordt mastitis veroorzaakt door bacteriën, maar soms zijn de verwekkers schimmels of gisten. 

Mastitis komt op bijna alle Nederlandse melkveebedrijven voor en het is zelfs (samen met vruchtbaarheid en klauwgezondheid) één van de belangrijkste redenen om een koe op te ruimen. Zo wordt in 18% van alle gevallen celgetal/mastitis als reden voor afvoer opgegeven.

Mastitis is een dure aandoening, gemiddeld komen de totale kosten op een bedrijf (dus van zowel klinische als subklinische mastitis) uit op ongeveer €140,- per dier per jaar. Deze kosten worden onder ander veroorzaakt door de kosten van de behandeling, de extra arbeid, de verminderde productie en het separen van de melk.

De werkelijke kosten van mastitis op een bedrijf kunnen echter totaal anders zijn (tussen de €17,- en €198,- per dier per jaar), afhankelijk van onder andere tankcelgetal, productie en het voorkomen van mastitis.

De meeste veehouders blijken in de praktijk de kosten voor uierontsteking op hun bedrijf te onderschatten en dat is zonde, want er valt dus een hoop mee te winnen!

Het best kun u daarom de bedrijfsspecifieke kosten voor uw eigen bedrijf berekenen met de rekenmodule in het handboek uiergezondheid van het UGCN.

Natuurlijk is het kostenplaatje niet de enige reden om bezig te zijn met het verbeteren van de uiergezondheid op uw bedrijf. Naast verhoogde kosten zorgt mastitis voor veel ongemak bij de koe en veel werk voor de boer.

  • Onderzoek
  • Verwekkers
  • Koegebonden
  • Omgevings
  • Aanpak

Onderzoek

Onderzoek

In de melk van koeien met een mastitis kunnen we vaak (maar niet altijd) een verwekker aantonen. Dit kunnen wij bij ’t Groene Hart in ons eigen laboratorium. Vaak is er al na 24 uur een voorlopige uitslag beschikbaar, een gevoeligheidsbepaling (antibiogram), waaruit we kunnen opmaken voor welke behandeling de verwekker gevoelig is, is vaak na ongeveer 48 uur beschikbaar.

Het aantonen van de verwekker kan zowel bij koeien met een klinische mastitis (zichtbare uierontsteking: vlokjes in melk, al dan niet zieke koe) als bij koeien met een subklinische mastitis (geen zichtbare verandering van de melk, maar wel hoogcelgetal).

Het aantonen van de verwekker en de gevoeligheid is natuurlijk van belang voor zieke dieren en hun behandeling, maar dat is niet de enige reden om melkmonsters te onderzoeken. Ook bij bedrijfsproblemen is het goed om te weten welke kiemen er spelen, zodat de aanpak gericht kan plaatsvinden. Bovendien kan het bedrijfsbehandelplan (BBP) in sommige gevallen aangepast worden als uit onderzoek blijkt dat het nodig is. Sommige soorten antibiotica mogen zelfs alleen op het BBP staan, als uit bacteriologisch onderzoek gebleken is, dat het noodzakelijk is.

Ook voor dieren die in eerste instantie opknappen na behandeling, maar later tóch terugvallen (recidiveren) kan het goed zijn om een melkmonster te onderzoeken. Ons advies is daarom dus ook, om van álle dieren met een uierontsteking een melkmonster te nemen, ook als het monster niet direct onderzocht wordt. Melkmonsters kunnen in de vriezer goed bewaard worden, zo kost het nemen van het melkmonster weinig geld en nauwelijks moeite.

Weggooien kan altijd nog!

Neem wel altijd de volgende regels in acht bij het nemen van een melkmonster:

Behandel het uier voor met een schone uierdoek

Melk een paar stralen weg

Ontsmet het slotgat van het te onderzoeken kwartier goed met een ontsmettingsdoekje/tepeldoekje

Schrijf op het buisje duidelijk het nummer van de koe en het bemonsterde kwartier.

Neem het melkbuisje tussen duim en wijsvinger van de niet melkende hand. Trek met de andere hand de dop van het buisje en klem deze tussen de middelvinger en wijsvinger van de niet melkende hand. Houd de dop met de onderzijde naar beneden.

Houd het buisje schuin en melk het voor 3/4 vol, plaats dan de dop terug op het buisje.

Let op:

Neem het melkmonster altijd vóór de koe met antibiotica behandeld wordt, antibiotica verstoren een goed onderzoek!

Gebruik altijd een nieuw melkmonsterbuisje voor het monster, buisjes zijn op de praktijk verkrijgbaar.

Draag bij het nemen van melkmonsters altijd (schone!) melkershandschoenen. We willen niet de bacteriën op de hand(schoen) onderzoeken, maar die in het uier!

Voor meer tips en trucs bij het nemen van een melkmonster, zie de monsterkaart van het UGCN.

Verwekkers

Verwekkers

De verwekkers van uierontsteking bij koeien worden over het algemeen in twee groepen verdeeld: koegebonden kiemen en omgevingsgebonden kiemen. Hoewel de verdeling niet helemaal zwartwit is, bevinden omgevingsgebonden kiemen zich vooral in het ligbed, het strooisel, de stal en de wei. Besmetting vindt dan ook meestal daar vandaan plaats. Terwijl koegebonden kiemen vooral (tijdens het melken) van koe op koe overgedragen worden.

Natuurlijk is het voor de behandeling van een koe belangrijk om te weten welke kiem er speelt, maar dat is niet de enige reden. Ook voor het verbeteren van de uiergezondheid op bedrijfsniveau en bijvoorbeeld het opstellen van het bedrijfsbehandelplan is het goed als er duidelijk is welke kiemen er op een bedrijf spelen. Zie ook aanpak.

Koegebonden kiemen:

Streptococcus agalactiae (SAG)

  • Kan niet overleven buiten de uier (volstrekt koegebonden)
  • Zeer goede behandelingsresultaten
  • Met systematische aanpak volledig kwijt te raken

Staphylococcus aureus (SAU)

  • Kan heel besmettelijk zijn
  • Hoe langer de infectie, hoe moeilijker te behandelen (snel optreden dus)
  • Overdracht tijdens melken voorkomen door hygiënisch werken
  • Vaarzen kunnen bron van besmetting zijn

Streptococcus dysgalactiae (DYS)

  • Behandelingsresultaten behoorlijk goed
  • Overdracht tijdens melken voorkomen door hygiënisch werken
  • Komt regelmatig voor bij speenbeschadigingen

Omgevingsgebonden kiemen:

Escherichia coli (ECO)

  • Altijd vanuit omgeving (mest)
  • Houdt niet van een schone en droge omgeving
  • Bacterie is vaak niet meer in melk aan te tonen wanneer (ernstige) verschijnselen optreden. Pijnstiller is belangrijk bij behandeling
  • Vaak uitmelken om gifstoffen kwijt te raken is nuttig

Klebsiella (KLP of KOX)

  • Zaagsel is vaak bron (onderzoeken)
  • Grond en mest kunnen ook bron zijn
  • Behandeling met antibiotica vaak teleurstellend
  • Kan ook van koe naar koe over gaan tijdens melken

Streptococcus uberis (SUB)

  • Besmetting voornamelijk vanuit omgeving
  • Er lijkt een relatie te zijn met het gebruik van stro
  • Dragers aanpakken
  • Langdurende infectie vaak tijdens lactatie slecht te behandelen (wel droogstand)
  • Houdt niet van een schone en droge omgeving

Koegebonden

Koegebonden

Staphylococcus Aureus (SAU)

Kenmerken

Besmettelijke bacterie, die op de uierhuid en in de melk zit, koegebonden dus. De overdracht van koe naar koe vindt hoofdzakelijk plaats tijdens het melken, via handen, doeken en tepelvoeringen. SAU veroorzaakt klinische en subklinische mastitis. Er zijn SAU stammen die erg kwaadaardig (virulent) zijn en zeer ernstige acute uierontstekingen kunnen veroorzaken o.a. het beruchte blauwe uier. Op melkveebedrijven met hoog celgetal problemen ten gevolge van subklinische mastitis wordt vaak SAU als meest belangrijke ziekteverwekker aangetoond.

SAU is berucht om haar vermogen om zich af te schermen voor het afweersysteem door zich in te hullen met een slijmlaag (biofilm) en hierdoor is zij moeilijker bereikbaar is voor antibiotica.

SAU kan zich bovendien ook in leucocyten en in het klierweefsel inkapselen (intracellulaire overleving) en is daardoor onbereikbaar zijn voor het afweersysteem evenals voor antibiotica. Soms is dit bovenin het uier te voelen als verhardingen van het klierweefsel.

De waarde van het bacteriologisch onderzoek (BO) van een enkelvoudig melk monster van een subklinisch SAU mastitis is beperkt, doordat soms zo weinig bacteriën worden uitgescheiden dat het BO een vals negatieve uitslag geeft, maar door nog twee of drie vervolg monsters te nemen is de sensitiviteit op te schroeven tot 94-98%.

Behandeling

Het behandelingsresultaat is sterk afhankelijk van de duur van de infectie. De kans op genezing neemt af de leeftijd van de koeien en het aantal malen verhoogd celgetal. Het is daarom belangrijk deze koeien snel te herkennen en behandelen Genezingskansen nemen toe bij een gecombineerde therapie (parenteraal en intramammair). Een langere therapieduur vergroot eveneens de kans op herstel. Langere therapie duur is zgn. “off-label use”, overleg daarom met uw dierenarts. Behandeling tijdens droogstand is gemiddeld beter dan tijdens lactatie.

Het resultaat van behandeling varieert sterk. Penicilline gevoelige SAU, jonge infecties en jonge koeien genezen redelijk. Oude koeien, oude infecties en koeien met meerdere geïnfecteerde kwartieren, genezen slecht. Het genezingspercentage van klinische mastitis veroorzaakt door SAU is in Nederland ca. 50%.

Bij vaarzen is het genezingspercentage ca. 80-85%. Een gecombineerde behandeling in de uier en een bijpassend antibioticum in de spieren werkt over het algemeen gunstig.

Behandeling van subklinische SAU mastitis tijdens de lactatie resulteert in een bacteriologisch genezingspercentage op kwartierniveau tussen de 25% en 60%. Het genezingspercentage kan gunstig beïnvloed worden door geïnfecteerde koeien snel (binnen één tot twee MPR monsternames) te herkennen en te behandelen. Penicilline gevoelige SAU stammen genezen over het algemeen beter dan penicilline ongevoelige stammen.

Een langdurige behandeling van (sub) klinische uierontstekingen (7-14 dagen) resulteert in betere bacteriologische genezingspercentages. Bedenk dat dit in veel gevallen “off-label use” is en overleg dit dus steeds met uw dierenarts. Bacteriologische genezing belangrijk om de mastitis als besmettingsbron op te heffen en geen recidiverende chronische mastitis te laten ontstaan.

In de droogstand is het genezingspercentage gemiddeld hoger maar ook daar is de variatie groot (40-80%). Het is belangrijk alleen die koeien voor behandeling te selecteren, die een redelijk goede genezingskans hebben. Oudere dieren zullen moeilijk te behandelen zijn.

Chronische gevallen; dieren met meerdere positieve kwartieren, dieren met een HCK > drie maanden en met een voelbare verharding in het uier niet behandelen. Penicilline-resistente bacteriën NIET behandelen, maar afvoeren.

Managementverbetering

Besmette koeien opsporen, herkenbaar maken, behandelen, als laatste melken of opruimen. Strikte maatregelen (zoals handschoenen, één doek per koe, tepeldippen en droogzetten met antibiotica) om infectieoverdracht te voorkomen. Een goed uitgevoerde speendesinfectie na het melken heeft zich bewezen als een onmisbare management maatregel in de preventie. Als SAU de meest voorkomende mastitisverwekker is, is een contactdip (4XLA en Avudip) de beste keus.

Streptococcus Agalactiae (SAG)

Kenmerken

De bacterie overleeft alleen in de melk en wordt van koe naar koe overgebracht tijdens het melken: via handen, doeken en tepelvoeringen. Het is de meest koegebonden bacterie van alle mastitisverwekkers. De bacterie komt in grote aantallen voor in de melk van besmette kwartieren. SAG veroorzaakt hoge (800.000 - 900.000 cl./ml.) celgetallen en komt vaker voor bij AMS melkmachine dan bij de conventionele melkers. Een uitbraak word wel eens gezien na aankoop van een (besmet) dier. Een eerste selectie om SAG besmette koeien te vinden is het koecelgetal. Indien bij BO een SAG infectie word gevonden dan is het verstandig om ook een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van SAG. De bacterie is zeer besmettelijk en veroorzaakt vrijwel alleen subklinische infecties. Een subklinisch geïnfecteerd kwartier kan tot 18% minder melk produceren.

Behandeling

De koe geneest goed door behandeling met antibiotica, ca. 90% geneest. De bacterie is goed gevoelig voor “eenvoudige” penicilline, zoals Avuloxil/Delvomast/Mamyzin. Vanwege het besmettelijke karakter is het advies om alle besmette koeien tegelijkertijd te behandelen, een zogenaamde blokbehandeling. Door alle SAG besmette koeien te behandelen (en te controleren of ze genezen zijn) en degene die niet genezen zijn (meestal maar enkele) op te ruimen, is een bedrijf helemaal SAG vrij te krijgen. Een vrij bedrijf is ook vrij te houden door geen besmette koeien aan te kopen. Herhaald onderzoek van tankmelk geeft een goede aanwijzing of SAG voorkomt op een bedrijf.

Managementverbetering

Alle SAG koeien direct behandelen. De bacterie is uiterst gevoelig voor speendesinfectie. Alle koeien droogzetten met antibiotica, goede melkhygiëne en regelmatig bacteriologisch onderzoek. Het tankmelk BO kan functioneren als monitoring.

Streptococcus Dysgalactiae (SDY)

Kenmerken

Streptococcus dysgalactiae infecties leiden meestal alleen tot subklinische mastitis, met vaak wel een relatief hoog celgetal. SDY heeft kenmerken van zowel koegebonden als omgevingskiemen. Overdracht gebeurt tijdens het melken, maar ook wel vanuit omgeving. SDY is vaak aanwezig bij speenbeschadigingen (betrappingen, kloven, wondjes, kapotte speenpunten) en heeft een seizoensgebonden karakter. Insecten kunnen een rol spelen in de overdracht van SDY.

Behandeling

Streptococcus dysgalactiae infecties genezen in het algemeen goed door behandeling met antibiotica, mits de speenconditie ook verbetert. Vrijwel alle SDY bacteriën zijn gevoelig voor penicilline.

Managementverbetering

Factoren zoals boxafmetingen, gladheid boxvloer en speenconditie spelen een rol bij de preventie van SDY infecties. Alle koeien moeten drooggezet worden met antibiotica. Om de speenconditie te optimaliseren is het gebruik van speendesinfectiemiddelen met voldoende huidverzorgende middelen belangrijk.

Coagulase Negatieve Staphylococcen (CNS)

Kenmerken

Coagulase negatieve Staphylococcen vormen een brede groep van bacteriën, met sterk verschillende kenmerken. Er bestaan meer dan 35 soorten CNS. De CNS groep vertoont koegebonden eigenschappen maar kan ook uit de omgeving van de koe komen. CNS komt vaak voor bij vaarzen in het begin van de lactatie, op het moment van kalven is 20-40% van de kwartieren besmet.

Behandeling

CNS infecties kunnen spontaan genezen (ca. 20%), maar veel infecties blijven verscheidene maanden of zelfs een hele lactatie aanwezig. Er bestaan veel penicilline ongevoelige CNS soorten en stammen. De genezingskansen voor penicilline ongevoelige CNS soorten zijn niet zo goed, ook al worden de juiste antibiotica gebruikt. De resultaten van behandeling zijn dan ook zeer wisselend. Een behandeling is aan de orde als het celgetal >200.000 cellen/ml wordt en dient bij voorkeur uitgevoerd te worden aan de hand van een gevoeligheidsbepaling. Klinische mastitis veroorzaakt door CNS geneest soms moeilijk. Behandeling van subklinische mastitis tijdens de lactatie is in 50 - 80% van gevallen effectief. Droogzetters met antibiotica genezen ca. 85 % van de CNS infecties.

Managementverbetering

Ter voorkoming van CNS infecties is het verbeteren van de uiergezondheid bij vaarzen een belangrijk aandachtspunt. Ook het goed dippen van de spenen, een juiste melktechniek en melkhygiëne en hygiëne in de stal spelen een belangrijke rol.

Arcanobacterium Pyogenes

Kenmerken

Arcanobacterium P yogenes is de belangrijkste verwekker van zomerwrang. De vlieg Hydrotaea irritans (zomerwrangvlieg) brengt de besmetting over. Melkgevende koeien met speenbeschadigingen raken ook frequent geïnfecteerd met deze bacterie.

Behandeling

A. Pyogenes is goed gevoelig voor penicilline. Of behandeling zinvol is hangt af en het stadium waarin de mastitis zich bevindt. Indien slechts een enkel vlokje zichtbaar is, is prognose na behandeling gunstig. In de infectie zich heeft ontwikkeld tot het klassieke beeld van wrang rest alleen nog maar het splijten van de speen. Zodoende kan de zich opgehoopte pus goed het uier uit lekken.

Managementverbetering

De beste preventie bestaat uit een behandeling met een vliegen-werend middel in de zomer of het binnenhouden. Zomerwrang komt steeds minder voor, maar de aandoening kan nog steeds onverwacht toeslaan.

Omgevings

Omgevings

Streptococcus Uberis (SUB)

Kenmerken

Streptococcus uberis leeft in de omgeving van de koe (stro, boxen, mest, maar ook modder) maar ook wel op de huid en slijmvliezen van de koe. Vooral (vuil) stro kan veel SUB bevatten. Er zijn stammen die vooral een koegebonden karakter vertonen, en hardnekkig te behandelen zijn. De besmetting kan zowel uit de stal als vanaf andere koeien komen. Ook is er verschil tussen stammen voor wat betreft hun ziekmakend vermogen (virulentie).

SUB kan zowel klinische als subklinische mastitis veroorzaken. Ca. 50% van alle met SUB besmette kwartieren wordt klinisch gedurende de lactatie. De stammen met een meer koegebonden karakter kunnen zich ook innestelen in het uierweefsel en zich afschermen van het afweersysteem van de koe. Deze zijn slecht bereikbaar voor antibiotica en leiden tot chronische recidiverende uierontstekingen.

Behandeling

Klinische SUB mastitis moet direct behandeld worden volgens het bedrijfsbehandelplan. Chronische infecties hebben een slechte genezingskans. Bij een eerste geval van SUB volstaat vaak een kort durende behandeling (drie dagen), bij een recidiverende mastitis of een opflikkering dan langdurig behandelen (acht tot tien dagen). Het gemiddeld genezingspercentage na behandeling bedraagt 50-70%. Vrijwel alle SUB stammen zijn gevoelig voor penicilline.

Managementverbetering

Ventilatie, huisvesting, overbezetting, hygiëne afkalfstal en hygiëne ligbed, zijn belangrijke factoren in relatie tot het ontstaan van SUB mastitis. Voorkom dat koeien gaan liggen in vochtige, vieze plekken in de schaduw van bomen. Zorg dus voor een droge, schone bedding en droge, schone uiers. Gebruik een goede speendip en behandel besmette koeien. Bestrijd vliegen en optimaliseer de weerstand van de koe. Behandeling tijdens de droogstand geneest meer dan 85% van infecties. De meeste SUB mastitis gevallen die optreden in het begin van de lactatie, vinden hun oorsprong in de droogstand.

Escherichia coli (ECO)

Kenmerken

E.coli en andere coliforme bacteriën (ECO genoemd) bevinden zich in de omgeving van de koe (mest, boxen, bodem). E. coli veroorzaakt meestal klinische mastitis (90%) met een hard, gezwollen uier en waterige melk en vaak bij verse, hoog productieve dieren. In de helft van de gevallen is de koe (ernstig) algemeen ziek. In geval van shock overleeft slechts 20% (bacterie dood koe of koe dood bacterie). De koe wordt ziek van het gif (toxine) dat uit de bacterie zelf komt op het moment dat de bacterie dood gaat. Een willekeurige E. coli bacterie uit de omgeving komt om via het slotgat de uier binnen en leidt tot mastitis. Ca. 50% van de klinische E. coli uierontstekingen in de eerste 100 dagen van de lactatie zijn tijdens (het laatste deel van) de droogstand ontstaan als subklinische infectie.

Behandeling

Als een koe volop in lactatie is geneest ca. 95% van de koeien geïnfecteerd met ECO. Rond het afkalven is het percentage genezing echter slechts 10-15%. Voor de genezing van ECO infecties is het belangrijk dat mastitis gevallen in een vroeg stadium gediagnosticeerd worden en dat snel een adequate behandeling ingesteld wordt. De behandeling moet zich in belangrijke mate richten op de effecten van de gifstoffen (toxinen), en bestaat vaak uit het toedienen van pijnstillers, ontstekingsremmers en vocht (30L, eventueel aangevuld met elektrolyten). De bacterie is meestal snel weg uit de uier en het toedienen van antibiotica in deze gevallen wordt ook wel ter discussie gesteld. Toch blijft voorlopig het advies om deze dieren met antibiotica te behandelen, omdat op voorhand niet bekend is of er sprake is van een E.coli infectie, en omdat deze zich in het lichaam via de bloedbaan kan verspreiden, waardoor het toedienen van antibiotica in het lichaam (bloedbaan of spieren) levensreddend kan zijn. Shock komt geregeld voor en moet zo goed mogelijk bestreden worden door grote hoeveelheden vocht via infusen toe te dienen in bloedbaan en/of in de pens. Uiteraard is een goede algemene verzorging een eerste vereiste!

Managementverbetering

Het voorkomen van ECO infectie begint bij het verbeteren van de hygiëne in de stal en op de ligplaatsen. Bij het inbrengen van droogzetinjectoren dient uiterste hygiëne betracht te worden. Op bedrijven met ECO infecties dienen droogzetinjectoren gebruik te worden, met Gram negatieve bacteriën in hun werkingsspectrum. Probeer schone en droge uiers te melken en voorkom luchtzuigen tijdens het melken. Rantsoenen moeten zodanig samengesteld worden dat de mest niet te dun wordt. In diarree zitten meer E.coli bacteriën en de mest spettert alle kanten op, waardoor de koe vuiler wordt en de bacteriën zich meer verspreiden. Ook is het belangrijk de weerstand van de koe te verbeteren om minder last van ECO infecties te hebben. Stress, negatieve energie balans, slepende melkziekte zijn risicofactoren die hierbij een tol spelen. Ketonlichamen remmen namelijk het effect van witte bloedcellen en hoe snel ze op de juiste ontstekings-plek komen.

Er zijn vaccins geregistreerd die de ernst van de infectie kunnen beperken en het herstel bevorderen.

Klebsiella (KLB/KOX)

Kenmerken

Klebsiella is een bodembacterie die veelvuldig voorkomt in met boomschors verontreinigd vochtig zaagsel. Ook in mest en in grond komt de bacterie veel voor. Klebsiella veroorzaakt een acute, ernstige mastitis. Het kwartier wordt hard, de “melk” varieert van melkachtig wit met vlokken tot waterig of weiachtig. Bij acute Klebsiella mastitis kan sterfte optreden. Veel koeien ontwikkelen, al of niet na behandeling, een chronische infectie. De bacterie overleeft ook lang in droogstaande kwartieren. Klebsiella kan ook subklinisch voorkomen, en in chronische vorm massa’s kiemen uitscheiden. Daardoor kan ook overdracht tijdens het melken optreden. De bacterie gedraagt zich dus zowel als koegebonden- en als omgevingskiem.

Behandeling

Resultaten van antibiotica therapie zijn in het algemeen slecht. Er kan klinisch herstel optreden maar eenmaal besmette kwartier worden zelden Klebsiella vrij.

Managmentverbetering

De omgevingsbron, vaak zaagsel, opsporen en verwijderen. Kwalitatief goed strooisel hoort geen Klebsiella bacteriën te bevatten. Strooisel kan hier op onderzocht worden bij de GD d.m.v. strooiselpakket. Bij een uitbraak ook de dieren met een verhoogd celgetal controleren, dit kunnen dragerdieren zijn. Ernstig besmette dieren kunnen ook in de mest Klebsiella uitscheiden.

Pseudomonas (PSA)

Kenmerken

Deze omgevingskiem (grond, water en mest) houdt van vocht en overleeft gemakkelijk in onhygiënische situaties, zoals bij een slechte reiniging van melkgerei of een onvoldoende hoge temperatuur van reinigingswater. Verontreinigde tepeldoekjes bij het schoonspuiten van de melkstal zijn in het verleden een beruchte bron van PSA geweest. Ook het inbrengen van uierinjectoren / teat sealers die nat of niet schoon zijn kunnen een infectiebron vormen. PSA kan een zeer heftige, dodelijke mastitis veroorzaken, die niet reageert op behandeling met antibiotica. PSA kan zich ook manifesteren als een chronische recidiverende mastitis of subklinische mastitis.

Aanpak

Het is belangrijk de bron van infectie op te sporen (waterbakken, lekke kranen, knikken in leidingen waar water blijft staan). Behandeling met antibiotica is in de praktijk weinig succesvol en er bestaat veel resistentie voor antibiotica. Besmette dieren kunnen ontdekt worden via een tweemalig koppelonderzoek met tussentijd van 7-14 dagen. Besmette dierenmoeten vervolgens afgevoerd worden. Daarnaast moeten de hygiëne in de stal en de melkput verbeterd worden. Het is moeilijk, maar van groot belang om de kiem uit al het melkgerei, waterslangen, handsproeiers etc. te elimineren. Uiteraard moet ook het spoelwater van de melkmachine de juiste temperatuur hebben.

Gisten en schimmels

Kenmerken

Beide komen normaal voor in de omgeving (mest, huid, strooisel, melkwinningsapparatuur) en steken vaak de kop op als secundaire infectie (dus na een voorafgaande bacterie infectie).

Infecties treden vaak op door onhygiënisch werken bij het toedienen van injectoren bij de behandeling van een mastitis veroorzaakt door een andere kiem, doordat schimmels of gisten mee het tepelkanaal in worden geschoven. In veel gevallen zijn gisten en schimmels ongevoelig voor de toegepaste antibiotica zodat er niets is dat een vermenigvuldiging in de weg staat. Indien het aantal besmettingen met gisten stijgt, dan kan het ook duiden op het verkeerd gebruik van antibiotica; denk aan onderdosering, meerdere kwartieren of koeien met 1 injector, etc.

Aanpak:

Gisten en schimmels zijn geen bacteriën en zijn ongevoelig voor antibiotica. Behandeling met de gebruikelijke uierinjectoren met antibiotica werkt averechts omdat antibiotica de groeiomstandigheden van de schimmel of gist juist verbeteren.

Regelmatig uitmelken zal een spoedig herstel bevorderen. (Chronisch) besmette dieren moeten afgevoerd worden.

Prototheca

De prototheca wordt veroorzaakt door algen. Het is de enige bekende plant die bij zowel mens als dier ziekte kan veroorzaken. Uit verschillende literatuur blijkt een toename van het aantal mastiden die wordt veroorzaakt door de prototheca. De prototheca is ongevoelig voor alle bekende middelen. De prototheca kan zowel acuut als chronische mastitis veroorzaken, waarbij vaak meerdere kwartieren worden besmet. Ook neemt de melkproductie duidelijk af. Bij acute gevallen is de melk vaak slijmerig en/of met vlokken. Ook is het celgetal sterk verhoogd.

Bij mensen kan het heftige huidontstekingen veroorzaken.

Mycoplasma (MYC)

Kenmerken

Mycoplasma mastitis komt sporadisch voor in Nederland.

De mycoplasma bacterie is één van de weinige mastitis verwekkers die via de bloedbaan de kan bereiken. Dat verklaart waarom vaak in meerdere kwartieren tegelijk een besmetting optreedt. Via de bloedbaan kunnen ook gewrichtsontstekingen ontstaan. Als een kwartier besmet is, komen daar enorme hoeveelheden smetstof bij vrij, waardoor ook veel nieuwe koe – naar – koe besmettingen plaatsvinden tijdens het melken. De bacterie gedraagt zich dan als een erg besmettelijke koegebonden kiem.

Mycoplasma’s kunnen een variabele periode leven op de huid en in de omgeving. Op hout en ijzer enkele dagen, maar verscheidene weken op stro, in mest en drinkwater.

Deze kiem kan in het bedrijf komen door aankoop en verspreidt zich door onvoldoende hygiëne tijdens het melken en het voeren van mastitismelk en volle melk aan kalveren.

Zowel klinische, subklinische, acute en chronische uierontstekingen komen voor. In het begin is de uierontsteking alleen goed te voelen vlak na het melken, daarna ontstaan gezwollen kwartieren die meestal niet warm of pijnlijk zijn. De melk die uit geïnfecteerde kwartieren komt, varieert sterk, van waterig met wat vlokken tot biestachtig. Een melkmonster van een besmet kwartier zakt in veel gevallen na enige tijd uit en laat een scheiding zien in een waterig deel en een zandachtig bezinksel. Soms is aan geïnfecteerd kwartier niets te zien en is alleen het celgetal verhoogd.

Van belang is wel dat in geval van mycoplasma verdenking de melkmonsters bij voorkeur niet worden ingevroren omdat dan de kiemen dan vaak dood gaan en bij bacteriologisch onderzoek een vals negatieve uitslag geproduceerd wordt.

Indien een mastitis bij meerdere kwartieren voor komt en niet reageert op antibiotica, laat dan een monster bij de GD onderzoeken op Pseudomonas. Op de praktijk word is deze kiem lastig aan te tonen.

Behandeling:

Aangetaste dieren reageren slecht op antibiotica. Behandeling is in het algemeen zinloos en kan economisch niet uit. Afvoeren van besmette dieren is de beste oplossing. Opsporen van besmette dieren is belangrijk. Het is in het algemeen niet van belang om te weten welk kwartier besmet is omdat de koe toch afgevoerd moet worden.

Managementverbetering

Het is belangrijk te controleren of de aanpak op een bedrijf succesvol is geweest door te controleren of er nog geïnfecteerde dieren rondlopen. Dit kan gebeuren door gedurende enkele maanden elke week een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van deze kiem.

Uiterste hygiëne tijdens het melken in geval van een uitbraak is een strikte voorwaarde voor succes, vanwege het zeer besmettelijke karakter van de kiem. Dat betekent: melken met handschoenen aan, desinfectie van spenen voor en na melken, desinfectie van tepelvoeringen.

Aanpak

Aanpak uiergezondheid

Het aanpakken van een bedrijfsspecifiek probleem, vereist specifieke oplossingen en aanpassingen die passen bij het bedrijf en bij de geïdentificeerde kiem die daar een rol speelt (zie ook verwekkers en onderzoek). Sommige adviezen zijn echter altijd gepast om de uiergezondheid op een bedrijf te verbeteren. Ook op de site van de GD zijn er hulpmiddelen te vinden voor de aanpak van uiergezondheidsproblemen.

Gezonde koeien

De weerstand van koeien bepaalt mede de gevoeligheid van het uier voor infectie. Sterke, gezonde koeien, die niet langdurig blootstaan aan stress, hebben minder snel uierontsteking.

Infectieziekten als IBR en BVD veroorzaken een verhoogde gevoeligheid voor uierontsteking. Het is daarom voor de uiergezondheid op een bedrijf ook belangrijk om die ziektes onder controle te krijgen (zie IBR en BVD).

Schone koeien

Bacteriën zijn met het blote oog niet te zien, maar de infectiedruk is hoger in een vuile omgeving en bij zichtbaar vuile koeien. Mest die opspat tegen de benen en buik, spat óók op tegen het uier en de slotgaten! Bovendien raken de spenen bij een liggende koe de poten en hakken. Als die erg vuil zijn, komt dat vuil ook op de slotgaten.

Vieze koeien hebben anderhalf keer zo vaak subklinische mastitis (hoog celgetal) als schone koeien!

Het is dus belangrijk voor de uiergezondheid dat de koeien schoon zijn. Uit onderzoek blijkt dat er drie belangrijke punten zijn om de reinheid van de koe te beoordelen: het uier (achteruier en zijkant), de dijen en de onderbenen/klauwen. De beste manier om de hygiëne van de koeien te scoren, is met behulp van de scorekaart van het UGCN.

Let bij te veel vieze koeien niet alleen op de reinheid van de boxen en schone looppaden, maar kijk ook naar de koeien zelf: scheren (van in ieder geval uiers en staartpluim) kan veel uitmaken. Bovendien is de mestconsistentie belangrijk voor de reinheid van de koeien, te dunne mest (voedingsfouten/darminfecties) spat veel makkelijker op tegen benen en uier dan wat dikkere mest.

Schoon strooisel

Droog, schoon en voldoende strooisel in de ligboxen is uiteraard belangrijk voor goede uiergezondheid. Door een open slotgat kunnen bacteriën vanaf het ligbed in het uier komen. In alle soorten organische boxbedekking (zaagsel, gescheiden mestfractie, stro, papierpulp enz.) kunnen bacteriën zich vermenigvuldigen, zeker als daar als voedingsbron ook nog eens uitgelekte melk bij komt. Daarom is het belangrijk om boxen zo schoon mogelijk te houden, door regelmatig mest en uitgelekte melk te verwijderen en op te strooien.

Zaagsel (of ander strooisel) is nodig om vocht van onder andere melk en mest te absorberen, het gebruik van alléén koe-matrassen is dus niet aan te raden. Daarnaast moet het product dat gebruikt wordt om op te strooien uiteraard zo min mogelijk kiemen bevatten. Ook een goed uitgangsproduct kan gedurende de opslag besmet worden met bacteriën, of er kan broei in ontstaan. Zorg daarom dat de voorraad goed afgedekt is, op een droge ondergrond ligt en dat er geen broei ontstaat.

Een voorraad zaagsel voor in de boxen is (hoewel het handig is met werken,) is dus niet de veiligste oplossing, omdat het zaagsel vaak erg vochtig wordt door speeksel, uitademingslucht en condens.

Zorg ook bij de (hoog)drachtige pinken en bij de droge koeien voor een schoon en droog ligbed. Bij 60% van de vaarzen is het slotgat al twee maanden voor het afkalven open! Ook bij koeien worden veel mastitisgevallen veroorzaakt door bacteriën die al in de droogstand door het slotgat in het uier gekomen zijn.

Schoon melken

De melkinstallatie en de melker hebben veel invloed op uiergezondheid. Natuurlijk kunnen verwekkers van mastitis tijdens het melken overgedragen worden van koe naar koe, maar het melken heeft ook invloed op de speenconditie. Door afwijkingen in de melkinstallatie kunnen speenpunten bijvoorbeeld ernstig vereelten, waardoor bacteriën meer kans krijgen. Een ‘droge meting’ van de melkinstallatie laat niet altijd álle afwijkingen zien, dus op bedrijven met mastitisproblemen kan een natte meting vaak meer inzicht bieden.

Let, om verspreiding van kiemen tijdens het melken te verminderen, op de volgende aandachtspunten:

  • Draag melkershandschoenen. Reinig de handschoenen gedurende het melken regelmatig en draag een paar handschoenen gedurende maximaal één melkbeurt (de handschoenen kunnen anders juist een besmettingsbron worden).
  • Behandel uiers voor met schone doeken: gebruik een doek niet voor mee dan één koe.
  • Voorstralen: door het voorstralen worden uierontstekingen veel sneller opgespoord.
  • Maak melkstellen schoon na het melken van dieren met hoog celgetal of klinische uierontsteking: spoel gedurende ten minste vijf seconden met schoon water van ten minste 85⁰C (kouder water heeft geen zin).
  • Als alternatief kunnen hoog celgetal dieren en dieren met uierontsteking als laatste gemolken worden.
  • Geef koeien na het melken niet de kans om meteen weer te gaan liggen: het slotgat blijft na het melken nog even open en bacteriën uit de boxen kunnen dan makkelijk naar binnen. Koeien moeten bij voorkeur 15 tot 20 minuten blijven staan.
Terug naar Melkvee