Omgevings
Streptococcus Uberis (SUB)
Kenmerken
Streptococcus uberis leeft in de omgeving van de koe (stro, boxen, mest, maar ook modder) maar ook wel op de huid en slijmvliezen van de koe. Vooral (vuil) stro kan veel SUB bevatten. Er zijn stammen die vooral een koegebonden karakter vertonen, en hardnekkig te behandelen zijn. De besmetting kan zowel uit de stal als vanaf andere koeien komen. Ook is er verschil tussen stammen voor wat betreft hun ziekmakend vermogen (virulentie).
SUB kan zowel klinische als subklinische mastitis veroorzaken. Ca. 50% van alle met SUB besmette kwartieren wordt klinisch gedurende de lactatie. De stammen met een meer koegebonden karakter kunnen zich ook innestelen in het uierweefsel en zich afschermen van het afweersysteem van de koe. Deze zijn slecht bereikbaar voor antibiotica en leiden tot chronische recidiverende uierontstekingen.
Behandeling
Klinische SUB mastitis moet direct behandeld worden volgens het bedrijfsbehandelplan. Chronische infecties hebben een slechte genezingskans. Bij een eerste geval van SUB volstaat vaak een kort durende behandeling (drie dagen), bij een recidiverende mastitis of een opflikkering dan langdurig behandelen (acht tot tien dagen). Het gemiddeld genezingspercentage na behandeling bedraagt 50-70%. Vrijwel alle SUB stammen zijn gevoelig voor penicilline.
Managementverbetering
Ventilatie, huisvesting, overbezetting, hygiëne afkalfstal en hygiëne ligbed, zijn belangrijke factoren in relatie tot het ontstaan van SUB mastitis. Voorkom dat koeien gaan liggen in vochtige, vieze plekken in de schaduw van bomen. Zorg dus voor een droge, schone bedding en droge, schone uiers. Gebruik een goede speendip en behandel besmette koeien. Bestrijd vliegen en optimaliseer de weerstand van de koe. Behandeling tijdens de droogstand geneest meer dan 85% van infecties. De meeste SUB mastitis gevallen die optreden in het begin van de lactatie, vinden hun oorsprong in de droogstand.
Escherichia coli (ECO)
Kenmerken
E.coli en andere coliforme bacteriën (ECO genoemd) bevinden zich in de omgeving van de koe (mest, boxen, bodem). E. coli veroorzaakt meestal klinische mastitis (90%) met een hard, gezwollen uier en waterige melk en vaak bij verse, hoog productieve dieren. In de helft van de gevallen is de koe (ernstig) algemeen ziek. In geval van shock overleeft slechts 20% (bacterie dood koe of koe dood bacterie). De koe wordt ziek van het gif (toxine) dat uit de bacterie zelf komt op het moment dat de bacterie dood gaat. Een willekeurige E. coli bacterie uit de omgeving komt om via het slotgat de uier binnen en leidt tot mastitis. Ca. 50% van de klinische E. coli uierontstekingen in de eerste 100 dagen van de lactatie zijn tijdens (het laatste deel van) de droogstand ontstaan als subklinische infectie.
Behandeling
Als een koe volop in lactatie is geneest ca. 95% van de koeien geïnfecteerd met ECO. Rond het afkalven is het percentage genezing echter slechts 10-15%. Voor de genezing van ECO infecties is het belangrijk dat mastitis gevallen in een vroeg stadium gediagnosticeerd worden en dat snel een adequate behandeling ingesteld wordt. De behandeling moet zich in belangrijke mate richten op de effecten van de gifstoffen (toxinen), en bestaat vaak uit het toedienen van pijnstillers, ontstekingsremmers en vocht (30L, eventueel aangevuld met elektrolyten). De bacterie is meestal snel weg uit de uier en het toedienen van antibiotica in deze gevallen wordt ook wel ter discussie gesteld. Toch blijft voorlopig het advies om deze dieren met antibiotica te behandelen, omdat op voorhand niet bekend is of er sprake is van een E.coli infectie, en omdat deze zich in het lichaam via de bloedbaan kan verspreiden, waardoor het toedienen van antibiotica in het lichaam (bloedbaan of spieren) levensreddend kan zijn. Shock komt geregeld voor en moet zo goed mogelijk bestreden worden door grote hoeveelheden vocht via infusen toe te dienen in bloedbaan en/of in de pens. Uiteraard is een goede algemene verzorging een eerste vereiste!
Managementverbetering
Het voorkomen van ECO infectie begint bij het verbeteren van de hygiëne in de stal en op de ligplaatsen. Bij het inbrengen van droogzetinjectoren dient uiterste hygiëne betracht te worden. Op bedrijven met ECO infecties dienen droogzetinjectoren gebruik te worden, met Gram negatieve bacteriën in hun werkingsspectrum. Probeer schone en droge uiers te melken en voorkom luchtzuigen tijdens het melken. Rantsoenen moeten zodanig samengesteld worden dat de mest niet te dun wordt. In diarree zitten meer E.coli bacteriën en de mest spettert alle kanten op, waardoor de koe vuiler wordt en de bacteriën zich meer verspreiden. Ook is het belangrijk de weerstand van de koe te verbeteren om minder last van ECO infecties te hebben. Stress, negatieve energie balans, slepende melkziekte zijn risicofactoren die hierbij een tol spelen. Ketonlichamen remmen namelijk het effect van witte bloedcellen en hoe snel ze op de juiste ontstekings-plek komen.
Er zijn vaccins geregistreerd die de ernst van de infectie kunnen beperken en het herstel bevorderen.
Klebsiella (KLB/KOX)
Kenmerken
Klebsiella is een bodembacterie die veelvuldig voorkomt in met boomschors verontreinigd vochtig zaagsel. Ook in mest en in grond komt de bacterie veel voor. Klebsiella veroorzaakt een acute, ernstige mastitis. Het kwartier wordt hard, de “melk” varieert van melkachtig wit met vlokken tot waterig of weiachtig. Bij acute Klebsiella mastitis kan sterfte optreden. Veel koeien ontwikkelen, al of niet na behandeling, een chronische infectie. De bacterie overleeft ook lang in droogstaande kwartieren. Klebsiella kan ook subklinisch voorkomen, en in chronische vorm massa’s kiemen uitscheiden. Daardoor kan ook overdracht tijdens het melken optreden. De bacterie gedraagt zich dus zowel als koegebonden- en als omgevingskiem.
Behandeling
Resultaten van antibiotica therapie zijn in het algemeen slecht. Er kan klinisch herstel optreden maar eenmaal besmette kwartier worden zelden Klebsiella vrij.
Managmentverbetering
De omgevingsbron, vaak zaagsel, opsporen en verwijderen. Kwalitatief goed strooisel hoort geen Klebsiella bacteriën te bevatten. Strooisel kan hier op onderzocht worden bij de GD d.m.v. strooiselpakket. Bij een uitbraak ook de dieren met een verhoogd celgetal controleren, dit kunnen dragerdieren zijn. Ernstig besmette dieren kunnen ook in de mest Klebsiella uitscheiden.
Pseudomonas (PSA)
Kenmerken
Deze omgevingskiem (grond, water en mest) houdt van vocht en overleeft gemakkelijk in onhygiënische situaties, zoals bij een slechte reiniging van melkgerei of een onvoldoende hoge temperatuur van reinigingswater. Verontreinigde tepeldoekjes bij het schoonspuiten van de melkstal zijn in het verleden een beruchte bron van PSA geweest. Ook het inbrengen van uierinjectoren / teat sealers die nat of niet schoon zijn kunnen een infectiebron vormen. PSA kan een zeer heftige, dodelijke mastitis veroorzaken, die niet reageert op behandeling met antibiotica. PSA kan zich ook manifesteren als een chronische recidiverende mastitis of subklinische mastitis.
Aanpak
Het is belangrijk de bron van infectie op te sporen (waterbakken, lekke kranen, knikken in leidingen waar water blijft staan). Behandeling met antibiotica is in de praktijk weinig succesvol en er bestaat veel resistentie voor antibiotica. Besmette dieren kunnen ontdekt worden via een tweemalig koppelonderzoek met tussentijd van 7-14 dagen. Besmette dierenmoeten vervolgens afgevoerd worden. Daarnaast moeten de hygiëne in de stal en de melkput verbeterd worden. Het is moeilijk, maar van groot belang om de kiem uit al het melkgerei, waterslangen, handsproeiers etc. te elimineren. Uiteraard moet ook het spoelwater van de melkmachine de juiste temperatuur hebben.
Gisten en schimmels
Kenmerken
Beide komen normaal voor in de omgeving (mest, huid, strooisel, melkwinningsapparatuur) en steken vaak de kop op als secundaire infectie (dus na een voorafgaande bacterie infectie).
Infecties treden vaak op door onhygiënisch werken bij het toedienen van injectoren bij de behandeling van een mastitis veroorzaakt door een andere kiem, doordat schimmels of gisten mee het tepelkanaal in worden geschoven. In veel gevallen zijn gisten en schimmels ongevoelig voor de toegepaste antibiotica zodat er niets is dat een vermenigvuldiging in de weg staat. Indien het aantal besmettingen met gisten stijgt, dan kan het ook duiden op het verkeerd gebruik van antibiotica; denk aan onderdosering, meerdere kwartieren of koeien met 1 injector, etc.
Aanpak:
Gisten en schimmels zijn geen bacteriën en zijn ongevoelig voor antibiotica. Behandeling met de gebruikelijke uierinjectoren met antibiotica werkt averechts omdat antibiotica de groeiomstandigheden van de schimmel of gist juist verbeteren.
Regelmatig uitmelken zal een spoedig herstel bevorderen. (Chronisch) besmette dieren moeten afgevoerd worden.
Prototheca
De prototheca wordt veroorzaakt door algen. Het is de enige bekende plant die bij zowel mens als dier ziekte kan veroorzaken. Uit verschillende literatuur blijkt een toename van het aantal mastiden die wordt veroorzaakt door de prototheca. De prototheca is ongevoelig voor alle bekende middelen. De prototheca kan zowel acuut als chronische mastitis veroorzaken, waarbij vaak meerdere kwartieren worden besmet. Ook neemt de melkproductie duidelijk af. Bij acute gevallen is de melk vaak slijmerig en/of met vlokken. Ook is het celgetal sterk verhoogd.
Bij mensen kan het heftige huidontstekingen veroorzaken.
Mycoplasma (MYC)
Kenmerken
Mycoplasma mastitis komt sporadisch voor in Nederland.
De mycoplasma bacterie is één van de weinige mastitis verwekkers die via de bloedbaan de kan bereiken. Dat verklaart waarom vaak in meerdere kwartieren tegelijk een besmetting optreedt. Via de bloedbaan kunnen ook gewrichtsontstekingen ontstaan. Als een kwartier besmet is, komen daar enorme hoeveelheden smetstof bij vrij, waardoor ook veel nieuwe koe – naar – koe besmettingen plaatsvinden tijdens het melken. De bacterie gedraagt zich dan als een erg besmettelijke koegebonden kiem.
Mycoplasma’s kunnen een variabele periode leven op de huid en in de omgeving. Op hout en ijzer enkele dagen, maar verscheidene weken op stro, in mest en drinkwater.
Deze kiem kan in het bedrijf komen door aankoop en verspreidt zich door onvoldoende hygiëne tijdens het melken en het voeren van mastitismelk en volle melk aan kalveren.
Zowel klinische, subklinische, acute en chronische uierontstekingen komen voor. In het begin is de uierontsteking alleen goed te voelen vlak na het melken, daarna ontstaan gezwollen kwartieren die meestal niet warm of pijnlijk zijn. De melk die uit geïnfecteerde kwartieren komt, varieert sterk, van waterig met wat vlokken tot biestachtig. Een melkmonster van een besmet kwartier zakt in veel gevallen na enige tijd uit en laat een scheiding zien in een waterig deel en een zandachtig bezinksel. Soms is aan geïnfecteerd kwartier niets te zien en is alleen het celgetal verhoogd.
Van belang is wel dat in geval van mycoplasma verdenking de melkmonsters bij voorkeur niet worden ingevroren omdat dan de kiemen dan vaak dood gaan en bij bacteriologisch onderzoek een vals negatieve uitslag geproduceerd wordt.
Indien een mastitis bij meerdere kwartieren voor komt en niet reageert op antibiotica, laat dan een monster bij de GD onderzoeken op Pseudomonas. Op de praktijk word is deze kiem lastig aan te tonen.
Behandeling:
Aangetaste dieren reageren slecht op antibiotica. Behandeling is in het algemeen zinloos en kan economisch niet uit. Afvoeren van besmette dieren is de beste oplossing. Opsporen van besmette dieren is belangrijk. Het is in het algemeen niet van belang om te weten welk kwartier besmet is omdat de koe toch afgevoerd moet worden.
Managementverbetering
Het is belangrijk te controleren of de aanpak op een bedrijf succesvol is geweest door te controleren of er nog geïnfecteerde dieren rondlopen. Dit kan gebeuren door gedurende enkele maanden elke week een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van deze kiem.
Uiterste hygiëne tijdens het melken in geval van een uitbraak is een strikte voorwaarde voor succes, vanwege het zeer besmettelijke karakter van de kiem. Dat betekent: melken met handschoenen aan, desinfectie van spenen voor en na melken, desinfectie van tepelvoeringen.